In Vrij Nederland van deze week staat een prikkelend stuk van Rob Schouten over Dichters van nu. Zijn centrale stelling is dat de hedendaagse dichters aardig en voorspelbaar zijn. Schouten hekelt de oecumenische vrede die heerst in de dichtkunst waarin poëzie toegankelijk, veilig en transparant moet zijn. Gelukkig ziet hij uitzonderingen op deze regel. Er is veel lof voor Mustafa Stitou's bundel Tempel, door Schouten een ietwat eenzaam hoogtepunt van 2013 genoemd. En er zijn ook lovende woorden voor mij - daar ben ik natuurlijk erg blij mee. Schouten schrijft onder andere: 'Ik hou van Sinkgraven, hij is een dichter naar mijn hart, maar in het koor van al die verstaanbaren valt hij bijna weg.' Hij citeert mijn gedicht Ondenkbaar als een geslaagd voorbeeld van het verwoorden van diepe (of zelfs ondenkbare) gedachten. Ik heb hier niets aan toe te voegen.
Ondenkbaar
Als het ondenkbare iets zou zijn,
zou het dan lijken op wat wij al kennen?
Iets vertrouwds?
Zoals een huis een huis blijft ook
al ben je er niet.
Iemand antwoordt maar
niemand die roept.
Thuiskomen en weer gaan.
(Uit: Liefde is voor feestdagen)
Ik hou óók van Sinkgraven, hij is óók een dichter naar mijn hart! Maar dat hij bijna wegvalt...nee hoor, geen sprake van! Leuk hart onder de riem, jongen!
BeantwoordenVerwijderenHet kan allemaal niet op. Ik tel mijn zegeningen.
BeantwoordenVerwijderen